Eigen kring ondergraaft eigen onderwijs

Wim Kranendonk (Reformatorisch Dagblad) - afkomstig uit: Reformatorisch Dagblad (2017-09-23)

Nog ruim een maand en dan wordt het Lutherjaar afgesloten. Niemand kan het zijn ontgaan dat het 500 jaar geleden is dat de kerkhervormer zijn 95 stellingen aan de deur van de Slotkapel van Wittenberg spijkerde. Het was een keerpunt in de kerkgeschiedenis. Een ander eeuwfeest passeerde nagenoeg ongemerkt. Weinigen stonden erbij stil dat het dit jaar honderd jaar geleden was dat de financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs door het parlement werd aanvaard. Daarmee kwam er een einde aan de bijna tachtigjarige oorlog van de schoolstrijd. De realiteit is nu dat een onwaardeerbaar goed in de vergetelheid raakt.

Het was een beschamende vertoning. In mei van dit jaar werd in de Sint-Janskerk in Gouda een herdenkingsbijeenkomst gehouden waarin de vrijheid van het onderwijs centraal stond. Bewust was er voor dit bedehuis gekozen. Daar konden - als het moest - wel 1500 mensen in. De opkomst? Nauwelijks 250 belangstellenden. Dat aantal werd vooral gehaald omdat het Driestarkoor een muzikale bijdrage leverde. Behalve deze zanglustige pabostudenten waren vooral de bobo's uit de wereld van het onderwijs en de politiek aanwezig.

Maar ouders, leerkrachten en ambtsdragers? Ze gaven niet thuis, of bleven thuis. Een predikant schreef twee dagen later naar aanleiding van deze teleurstellende belangstelling: "Het is voorbij. De waardering voor de onderwijsvrijheid is tot het nulpunt gereduceerd."

Natuurlijk zijn er allerlei argumenten aan te voeren waarom de bijeenkomst slecht werd bezocht: het mooie weer, de volle agenda, het weinig verrassende programma en nog veel meer. Op zich zijn dat wellicht begrijpelijke argumenten. En toch is daarmee niet alles gezegd.

Opkomst
De geringe belangstelling voor deze bijeenkomst in Gouda staat namelijk niet op zichzelf. Jaarvergaderingen van schoolverenigingen worden de laatste decennia doorgaans beduidend minder bezocht dan dertig, veertig jaar geleden. Wanneer de opkomst wel hoog is, is dat meestal geen goed teken. Dan gaat er vaak iets mis op de school. Ouderavonden waar een bezinnend thema centraal staat, doen het nog wel iets beter. Maar vergeleken met de bezoekersaantallen rond 1970 is ook daar de opkomst mager. Inmiddels gepensioneerde leerkrachten weten zich nog wel te herinneren dat vroeger een volle zaal was gegarandeerd als op een ouderavond een van de groten uit Gouda –de Driestardocenten Brouwer, Florijn of Kuijt– zou komen. De inleiding en de vragenronde gingen ook ergens over.

Natuurlijk zijn er kanttekeningen te plaatsen, maar duidelijk was dat de betrokkenheid toen groot was. De school was echt de school van de ouders die hem droegen in gebed en door hun geld, omdat ze wilden dat hun kroost goed en Bijbels verantwoord onderwijs kreeg. Men besefte dat het recht om eigen scholen te hebben een groot goed is.

Dat lijkt nu anders te zijn. Ja, de onderwijsvrijheid wordt gewaardeerd. Maar ze is ook een punt van zorg. Want in de politiek en op het ministerie staat de onderwijsvrijheid ter discussie. De overheid heeft in toenemende mate de neiging om de greep op het onderwijs te versterken. Enerzijds door met steun vanuit de maatschappij de school met tal van taken te belasten: het onderwijs moet dit doen, het onderwijs is de oplossing voor dat, enzovoort. Anderzijds door steeds meer inhoudelijke regels op te leggen aan het onderwijsprogramma. De vrijheid van richting en van inrichting staat onder druk.

Houden we nog wel eigen scholen? Om maar duidelijk te zijn: Als het zo doorgaat niet. Maar, even helder, de zorg over de toekomst van het eigen onderwijs komt primair niet voort uit de aanhoudende stroom missives vanuit Den Haag. Die heeft vooral te maken met het klimaat in Barneveld, Veenendaal, Opheusden, Staphorst, Aagtekerke, Nunspeet, Ridderkerk en al die andere plaatsen waar eigen scholen staan. Als daar de betrokkenheid van ouders mindert of zelfs helemaal afwezig lijkt te zijn, dan zal het gauw zijn gedaan met de eigen scholen. Dat is de grootste zorg. Wanneer daar het gebed verflauwt, het meeleven daalt en de soms noodzakelijke financiële steun afneemt, zal het spoedig zijn afgelopen met eigen scholen voor onze kinderen.

Product
Is er dan geen meeleven? Dat is er nog wel, maar het is van karakter veranderd. Innerlijke betrokkenheid slaat om in kritisch volgen. De school is voor steeds meer ouders een instituut waar je een goed product afneemt. Zodra daar iets aan mankeert, laten ouders hun stem horen. Als een kind vroeger straf van de meester of de juf kreeg, was het vaak verstandiger om dat thuis niet te vertellen. In negen van de tien gevallen kreeg je er thuis nog een portie bij. Ouders stonden vierkant achter het onderwijspersoneel. De leerkracht die het nu waagt een kind verbaal stevig aan te pakken vanwege ontoelaatbaar gedrag, moet er terdege mee rekenen dat die 's avonds een telefoontje krijgt van een boze ouder.

Natuurlijk werden er vroeger fouten gemaakt. Het was niet even ideaal. Maar de tendens die je nu ziet, tekent het andere klimaat. Ouders hebben een vergelijkbare kritische houding als het gaat om het onderwijsaanbod. Als de leerresultaten van kinderen achterblijven, krijgt steeds vaker de school de schuld. Ouders bevragen de school over het becijferen van de leerprestaties. Ze hebben een oordeel over de gebruikte leermethoden.

Plicht
Mogen ouders dan niet verwachten dat een school zorgt voor goed, pedagogisch en didactisch verantwoord onderwijs? Zeker wel. Het is zelfs de plicht van eigen scholen om te zorgen voor kwalitatief goed onderwijs. Als ze op dat punt tekortschieten, dan ondergraven ze hun bestaansrecht. Maar de kwestie is dat ouders in toenemende mate die kwaliteit als voornaamste uitgangspunt nemen. Is het niet veel belangrijker om vooral de vraag te stellen of en hoe er op school voor wordt geijverd om de boodschap van het Woord van God over te dragen op kinderen? Voelen ouders nog wel iets van het oude ideaal dat scholen vooral kweekhoven der wijsheid –van de ware wijsheid– moeten zijn? Om de ruimte voor dat onderwijs werd de schoolstrijd gevoerd.

Ook bij onderwijsgevenden is er sprake van een omslag. Het aantal leerkrachten dat uit roepingsbesef voor het onderwijs kiest, is geslonken. Gelukkig zijn ze er nog wel. Is het niet tekenend dat slechts een beperkte groep jongens kiest voor een baan in het onderwijs? Natuurlijk, de salarissen van leerkrachten zijn aan de magere kant. Maar moet dat doorslaggevend zijn? Het verdienen lijkt het dienen te hebben verdrongen.

Toekomst
Is er nog toekomst voor het eigen onderwijs? Ja, maar dan is er wel huiswerk voor ouders, leerkrachten en ook kerkenraden. Hun innerlijk betrokken meeleven is de levensader van het bijzonder onderwijs. Dat vraagt gebed en offers. Die brachten de voorgaande generaties.

De eerste directeur van De Driestar, P. Kuijt, haalde in 1961 in zijn rede ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de reformatorische scholenorganisatie VGS een veelzeggende herinnering op. Hij vertelde: "In een zeer moed benemende toestand wat ons schoolleven betrof, kwamen we eens voor schooltijd in een groot gezin. Het loon van vader was twaalf gulden per week. We riepen: "Volk! Alles bleef stil. We gingen voorzichtig naar binnen. De moeder had voor haar vijf schoolgaande kinderen op de tafel vijfmaal twee dubbeltjes liggen. Dat was de wekelijk bijdrage voor de school. Die bedroeg dus een twaalfde van het weekloon. De kinderen lagen op hun knietjes voor de bank: de moeder vroeg een zegen voor het onderwijs en gedacht in haar gebed de meesters en de juffen."

Is dit nostalgisch gemijmer? Dat moge zo zijn. Maar het is dan wel nostalgie met een belangrijke les voor de toekomst.

Dit artikel is eerder verschenen in, en met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. In de papieren krant had het als titel: "Offer voor onderwijs"