Vetrek van openbaar maakt nog niet bijzonder

Paul Zoontjes (hoogleraar onderwijsrecht) - afkomstig uit: School en Wet, februari 2006 p. 4 (2006-02-17)

Na enige jaren van fel politiek gesteggel lijkt men het er links en rechts over eens dat het bestaansrecht van het bijzonder onderwijs ondersteuning verdient. Een nieuwe pacificatie dient zich aan. Bij de vrijheid van onderwijs staan niet langer de in de loop der tijd doorgeschoten rechten van verzuilde schoolbesturen, maar de individuele keuzerechten van ouders en leerlingen centraal. Het georganiseerde bestel dient zich te voegen naar de voorkeuren van het individu en niet andersom.

Het pleidooi van Paul Cliteur in zijn oratie om - in het voetspoor van de Franse laïcité-discussie - aan het van staatswege bekostigde en geregelde Nederlandse onderwijs de strikte eis van neutraliteit te stellen, en daarmee het bijzonder onderwijs integraal op te heffen, heeft nauwelijks weerklank gevonden. Logisch, want keuzevrijheid wordt slecht bediend met alleen maar staatsscholen. Verder weten we inmiddels dat 'intégration à la Française' evenzeer haar grenzen kent. De kilte, de wanhoop en het geweld in de banlieue van Parijs en Lyon laten zich niet zomaar wegneutraliseren.

Recent hebben Henk Strietman, leidsman van de protestant-christelijke Besturenraad, en Leo Lenssen, voormalig voorzitter van het College van Bestuur van ROC ASA, een tegengesteld geluid laten horen. Beiden roepen onafhankelijk van elkaar dat het openbaar onderwijs kan worden opgeheven. Zo meent Henk dat artikel 23 hard aan herziening toe is.

'haal het openbaar onderwijs uit de Grondwet, verzelfstandig het definitief door het bijzonder te maken, eindelijk net zo bevrijd en op eigen benen, en daarin kleur te laten bekennen. Alle onderwijs bijzonder, opdat scholen het verschil maken en ouders en leerlingen kunnen kiezen, als een voorrecht in een democratische samenleving. (H. Strietman, "Voorbij de laatste zuil: alle onderwijs bijzonder", SBM - maandblad van de Besturenraad, januari 2006, nr. 5, p. 24-26

Ook Leo heeft zich over de zieke patiënt gebogen:

'Ik stel voor om art. 23 zo te wijzigen, dat het niet meer uitgaat van het bestaan van openbaar onderwijs en het bestaanrecht van bijzonder onderwijs. (...) Het gemoderniseerde art. 23 geeft uitsluitend burgers het fundamentele recht op het oprichten en in stand houden van scholen, en de overheid de plicht dat mogelijk te maken. Daarmee is wat mij betreft de verzuiling definitief voorbij.' (Leo Lenssen, "Hebben en Zijn; verschijnselen in het onderwijs gewogen", openbare les, ASA reeks, mei 2005.

De voorstellen van Leo en Henk zijn niet helemaal uit de lucht gegrepen. Zij wijzen op het reeds aanwezige neutraal bijzonder onderwijs als inhoudelijk alternatief voor het openbaar onderwijs, terwijl ook het bestuur van steeds meer openbare scholen wordt geprivatiseerd in notariële stichtingen. Zou Nederland slechter af zijn met alleen maar bijzondere scholen? Dat is principieel niet te verdedigen. Maar we moeten beseffen dat het materiële argument achter openbaar onderwijs ook niet zomaar kan worden weggepoetst. De overheid moet onbelemmerde toegang tot onderwijs garanderen. Dat heeft ze totnogtoe gedaan door in scholen te voorzien die alle leerplichtige leerlingen in beginsel moeten toelaten. Verder wordt er in dat kader van haar verwacht dat onderwijs wordt gegeven dat niet eenzijdig is gelieerd aan een bepaalde religie of levensbeschouwing.

Voor algemene toegankelijkheid van het onderwijs moet de overheid blijven instaan, ook als ze geen 'eigen' scholen meer heeft. Dit vraagt om concrete maatregelen die het ontbreken van openbaar onderwijs kunnen compenseren. De wettelijke invoering van een algemene acceptatieplicht bij toelating lijkt dan zeer plausibel, zo niet gewenst. Ookz al dan de verplichte vertegenwoordiging van ouders in elk schoolbestuur een feit kunnen worden, want waarom ouders iets onthouden wat ze voorheen in de stichting openbaar onderwijs als expliciet recht bezaten?

Een volgende kwestie is wat er moet gebeuren als ouders en leerlingen bezwaar hebben tegen levensbeschouwelijk of religieus onderrichtn op de school, terwijl er vanwege het specifieke aanbod in de omgeving niet goed een keuze voor neutraal onderwijs of onderwijs naar particuliere voorkeur kan worden gemaakt. Of zo'n situatie zich voordoet is bij de aanwezigheid van alleen bijzonder onderwijs door de overheid niet goed te bepalen. Het meest juist en simpel is het dan om een wettelijke regel uit te vaardigen, die een school in algemene zin verbiedt leerlingen te verplichten tegen hun zin religieus of levensbeschouwelijk onderwijs te volgen. En de laatste school in het dorp? Dat moet natuurlijk een plek zijn waar iedereen terecht kan. Om die reden mag de overheid zich daarmee dan ook uitbundig bemoeien.

Beste Henk, beste Leo, hoe bijzonder is jullie bijzonder onderwijs nog als het openbaar onderwijs is opgegeven?