Herschrijf artikel 23 op basis van mensenrechten en rechten van het kind

C. Schavemaker en J. de Vries (humanist) - afkomstig uit: Reformatorisch Dagblad (2006-05-12)

Het onderwijs is een voorwerp van aanhoudende zorg van de regering en de regering doet jaarlijks verslag van de staat van het onderwijs aan de Staten-Generaal. Deze bepalingen staan in de herziene Grondwet van 1983 (artikel 23, lid 1 en 8). Deze bepalingen gaan in een ononderbroken lijn terug tot de eerste grondwet van het koninkrijk in 1814. Daarbij is er een verbinding te leggen met besluiten van de eerste volksvergadering van de Bataafse Republiek in 1796. Toen werd gesteld dat er behoefte is aan staatszorg voor onder meer het onderwijs.

Joop de Vries

Het geven van onderwijs is grondwettelijk vrij, behoudens het toezicht van de overheid (art. 23, lid 2). Dat houdt in dat iedereen -vanuit de eigen levensbeschouwelijke richting, die confessioneel en niet-confessioneel kan zijn- een door de staat gefinancierde, privaatrechtelijke school kan stichten en inrichten. Dit recht is het resultaat van de langdurige schoolstrijd in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, die eindigde met de zogeheten pacificatie in 1917.

Naast het privaatrechtelijke (bijzonder) onderwijs bestaat het publiekrechtelijke (openbaar) onderwijs voor alle gezindten, georganiseerd van staatswege. Samen vormen zij het duale onderwijsbestel.

De zittende regering tornt -in de lijn van haar regeerakkoord en het advies volgend van de Onderwijsraad- niet aan artikel 23, lid 1 t/m 8, van de Grondwet. Zij neemt geen afstand van het duale onderwijsbestel (openbaar en bijzonder). Waar nodig geeft zij wel een bij onze tijd passende invulling aan de grondgedachte achter artikel 23.

Geen vrijbrief
In haar brief over onderwijs, integratie en burgerschap in het voorjaar van 2005 aan de Tweede Kamer stelt de huidige minister van Onderwijs dat de vrijheid van onderwijs geen vrijbrief is, maar dat er van staatswege op alle openbare en bijzondere scholen grenzen aan deze vrijheid worden gesteld. Zo worden de scholen geïnspecteerd of „de kernwaarden van de democratische rechtsstaat en de algemene maatschappelijke basisnormen voldoende in acht worden genomen.”

Voorts geeft de minister in haar brief aan dat zij de flexibiliteit van het grondwetsartikel 23 wil benutten om sociale integratie van leerlingen te bevorderen en leerlingen beter toe te rusten op een actief burgerschap in onze pluriforme, maar ook verdeelde samenleving. Zij kondigt aan dat in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs tot uitdrukking zal worden gebracht dat het onderwijs mede gericht is op de bevordering van burgerschap en sociale integratie, alsmede dat deze bevordering zal worden opgenomen in de nieuwe kerndoelen voor dat onderwijs. Inmiddels moeten sinds 1 februari scholen het vak burgerschapsvorming op hun lesrooster hebben staan.

Toekomst
Het is tijd dat de zorg van de staat voor het onderwijs in internationaal/mondiaal perspectief wordt geplaatst en dat (grond)wettelijke teksten dienovereenkomstig worden aangepast. Met name moet daarbij rekening worden gehouden met onderschreven verklaringen en geratificeerde verdragen, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (1950), de Verklaring van de Rechten van het Kind (1959) en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989).

In het bijzonder moet artikel 23 van de Grondwet -met zo weinig mogelijk woorden- worden geherformuleerd, zodanig dat de essentialia van genoemde documenten daarin tot uitdrukking worden gebracht.

Vier elementen
Gelet op de gegroeide historische situatie in Nederland en gelet op de ontwikkelingen wereldwijd op het gebied van de rechten van de mens en de rechten van het kind dient artikel 23 in concreto ten minste de volgende elementen te bevatten: het onderwijs is vrij; het onderwijs is algemeen toegankelijk; het onderwijs wordt voorwaardelijk gefinancierd; de uitgangspunten, de benaderingswijzen en de doelstellingen van het onderwijs zijn doortrokken van de rechten van de mens en de rechten van het kind.

Het onderwijs heeft een pedagogische opdracht in de geest van de mensen- en de kinderrechten. In het onderwijs wordt aandacht besteed aan de rechten van de mens en de rechten van het kind (de formulering, de geschiedenis, de verdediging, de rechtvaardiging).

In het begin van de jaren negentig schreef een promovendus aan de Universiteit Maastricht de volgende stelling bij zijn proefschrift: „Onderwijs is te veel vrijheid van richting en te weinig vrijheid van inrichting.” Deze stelling slaat de spijker op de kop. Onderwijs in het huidige millennium dient vrijheid in grondwettelijke gebondenheid te zijn. Onderwijs moet de beheersing van een te grote maatschappelijke diversiteit kunnen versterken.

Kortom, de politieke partijen moeten de herformulering van artikel 23 van de Grondwet in de geest van de rechten van de mens en de rechten van het kind in hun verkiezingsprogramma voor de verkiezing van de Tweede Kamer in 2007 opnemen.

Zie ook:

De auteurs zijn filosoof en bestuurslid van de Liga voor de Rechten van de Mens, respectievelijk oud-hoofdinspecteur van het onderwijs en voormalige vicevoorzitter van het Platform voor de Pedagogische Opdracht van het Onderwijs.