Tussen staatsbemoeienis en soevereiniteit in eigen kring

Wouter van den Berg en Dirk-Jan Nijsink (SGP-jongeren) - afkomstig uit: De Banier, 86e jaargang, nummer 28, pagina 23 (2007-10-12)

In het Reformatorisch Dagblad van 27 september 2007 schreef dr. Henk Dijkgraaf dat christenen het overheidsjuk moeten afwerpen en eigen scholen moeten oprichten die ze zelf financieren zodat ze zelf de inhoud kunnen bepalen. Is deze redenering wel terecht? Enerzijds vormt bekostiging van bijzonder onderwijs een belangrijke pijler onder het reformatorisch onderwijs, anderzijds moeten we waken voor staatsinmenging die ongewenste vormen aanneemt. Er is sprake van een spanning tussen ‘soevereiniteit in eigen kring’ en staatsbemoeienis in het onderwijs.

Sinds de invoering van de Lager Onderwijswet in 1920 wordt bijzonder onderwijs in Nederland bekostigd door de staat. Vooral de antirevolutionairen streden voor gelijkstelling van bijzonder onderwijs aan het openbaar onderwijs. De ARP werd in het begin ook wel de onderwijspartij genoemd. Juist de antirevolutionairen, die uitgingen van het idee van ‘soevereiniteit in eigen kring’, streden voor eigen onderwijs dat bekostigd werd door de staat. Soevereiniteit in eigen kring als dam tegen staatsbemoeienis brengt een spanningsveld met zich mee. Maar dit wil niet zeggen dat, om vergaande staatsinmenging tegen te gaan, christenen zich defensief moeten opstellen door eigen scholen te stichten die men zelf bekostigd om zo het overheidsjuk af te werpen.

Soevereiniteit
Het idee van ‘soevereiniteit in eigen kring’ nam een belangrijke plaats binnen de antirevolutionaire politiek in. Dit idee is, kort gezegd, gebaseerd op de gedachte dat de onderscheiden verbanden van de samenleving een eigen onafhankelijkheid kennen ten opzichte van andere maatschappelijke instituties. Abraham Kuyper heeft dit concept het meest uitgewerkt en het breedst toegepast, maar ook Groen van Prinsterer en Ds. G.H. Kersten hanteerden dit concept. Voor Kersten en de SGP betekende deze soevereiniteit vooral individuele vrijheid, begrensd door Gods Woord. ‘Soevereiniteit in eigen kring’ werpt ook een dam op tegen overheidsinmenging in het maatschappelijke leven, dat een eigen onafhankelijkheid kent. De staat moet zo weinig mogelijk ingrijpen in de wereld van onderwijs, kerk, gezin en maatschappelijke leven. Dit betekent niet dat de overheid geen enkele functie heeft in de samenleving. De overheid dient een schild voor de zwakken te zijn, maar vooral voorwaarden te bieden waaronder het Woord van God in alle rust verkondigd kan worden. Hierbij moet de staat de soevereiniteit van het maatschappelijke leven eerbiedigen. In de huidige samenleving ziet de overheid zich echter steeds meer genoodzaakt in te grijpen.

Reformatorisch onderwijs
Het reformatorisch onderwijs steunt voor een belangrijk deel op de pijler van de overheidsfinanciering. Juist door de gelijkstelling van het bijzonder onderwijs aan het openbaar onderwijs in 1920 was het makkelijker om eigen scholen in stand te houden. Kersten gaf dit grif toe. De bevindelijk gereformeerden, de achterban van de SGP, waren grotendeels buiten de schoolstrijd gebleven, maar met de grondwetswijzigingen van 1917 en 1920 kregen ook zij een belangrijke steun in de rug. De SGP ziet de school met de bijbel voor ieder kind in Nederland als haar ideaal. In het huidige politieke bestel kiest de SGP echter voor de bijzondere school en daarmee voor vrijheid van onderwijs. Dit betekent dat onderwijs zo veel mogelijk onafhankelijk is. De laatste jaren groeit de overheidsinmenging in het onderwijs, dit gaat ook het bijzonder onderwijs natuurlijk niet voorbij. De overheid stelt meer eisen en kaders waaraan moet worden voldaan. Desondanks is er ruimte om de eigen identiteit tot uiting te brengen. De identiteit hangt niet af van het aantal lessen godsdienst dat gegeven wordt.

Spanningsveld
De SGP-jongeren zijn blij en dankbaar dat Nederland vrijheid van onderwijs kent. Wij vinden dat de staat binnen de kaders van de wet controle kan uitoefenen op het onderwijs. Dit hoeft de soevereiniteit van het onderwijs niet gelijk te schaden. De overheid heeft immers de taak de goeden te belonen en de kwaden te straffen. Belangrijkste maatstaf is in dit geval de Nederlandse grondwet. Bovendien kan de overheid, juist door de handhaving van vrijheid van onderwijs, de invulling overlaten aan de samenleving. Als dam tegen gevreesde overheidsinmenging blijft ‘soevereiniteit in eigen kring’ wenselijk. Ze staat ook niet tegenover het wel of niet zelf bekostigen van eigen scholen. Wel bestaat er een spanningsveld tussen de onafhankelijkheid van het bijzonder onderwijs en de groeiende staatsbemoeienis. De ‘kringen’ zijn zelfstandig en moeten niet alleen tegen, maar ook dóór de overheid beschermd worden. Waar het fout dreigt te gaan, moet de overheid ingrijpen, voor zover dit niet op gespannen voet staat met de vrijheid van onderwijs.

Waakzaamheid
Wanneer staatsbemoeienis toeneemt, is het goed waakzaam te zijn. Op het moment dat staatsbemoeienis ten koste gaat van de eigenheid van het bijzonder onderwijs, de identiteit, moeten we onze verantwoordelijkheid nemen en uitgaan van onze persoonlijke vrijheid, wellicht met eigen bekostiging als ongewenst gevolg. De vraag is waar de grens ligt. De vraag naar eigen bekostiging is nog niet aan de orde, desondanks mogen reformatorische scholen zich wel degelijk bezinnen op hun roeping. Zou men bewuster met identiteit omgaan als ouders zelf gaan betalen?