Artikel 23: Onderwijsraad adviseert wel erg voorzichtig...
Bert Jan Kollmer (VOO) en Ritske van der Veen (VOS/ABB) - afkomstig uit: http://www.voo.nl/ (2012-05-16)
De Onderwijsraad heeft onlangs een langverwacht advies gepresenteerd over de toekomst van artikel 23 van de Grondwet, over de vrijheid van onderwijs. De directeuren Bert Jan Kollmer van de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) en Ritske van der Veen van VOS/ABB reageren.
De Onderwijsraad noemt artikel 23 een groot goed. Het duale stelsel van openbaar en bijzonder onderwijs staat volgens de raad borg voor de mogelijkheid van ouders om te kiezen voor onderwijs dat dicht bij hun eigen levensvisie ligt en hen in staat stelt een brug naar anderen te slaan. ‘Dat klinkt prachtig’, zegt Bert Jan Kollmer, met een kritische ondertoon. ‘Het enige wat nodig wordt geacht, is het bijschaven van een paar scherpe kantjes. Zo moet het volgens de raad makkelijker worden om een school zonder levensbeschouwelijke grondslag, bijvoorbeeld op basis van een pedagogische visie, te stichten, maar verder kunnen we voorlopig wel even vooruit. De verzuilde indeling van bijna honderd jaar terug, waarin elke levensbeschouwelijke richting zijn eigen school voor zijn eigen kinderen wilde bestieren, wordt dus nog steeds – onterecht – als gemeengoed beschouwd.’
Soevereiniteit in eigen kring
‘Het is op zijn minst verbazingwekkend
dat de raad enerzijds in onze sterk geseculariseerde
samenleving bij ouders
op weinig draagvlak voor het verzuilde
onderwijs rekent, maar anderzijds de
loftrompet steekt over de grote waarde
die het biedt om onderwijs te kiezen dat
dicht bij de eigen levensvisie hoort. Volgens
de Onderwijsraad kunnen ouders
zich zo beter binden aan gemeenschappelijke
waarden. Die van hun eigen groep
dan welteverstaan. Honderd jaar na beëindiging
van de schoolstrijd geldt soevereiniteit in eigen kring kennelijk nog
steeds als hoogste goed.’
De directeur van de VOO benadrukt dat het in de huidige samenleving steeds belangrijker wordt om met elkaar te kunnen samenleven, dus ook met mensen van buiten de eigen kring. ‘Dat vraagt om een school waar elk kind welkom is, ongeacht de religieuze of levensbeschouwelijke voorkeur van de ouders. Waar kinderen niet lezen of leren over, maar mét andere kinderen. In het openbaar onderwijs noemen wij dat niet zonder trots ‘niet apart, maar samen’. De school van de toekomst is geen openbare of bijzondere, maar gewoon een goede school, waar élk kind op eigen kracht tot volle wasdom komt. Onze samenleving vraagt erom en dat zal in de toekomst alleen maar sterker worden. Daarvoor gaat het advies van de Onderwijsraad bij lange na niet ver genoeg.’
Plussen en minnen
Ritske van der Veen ziet in het advies van
de Onderwijsraad zeer zeker positieve
punten, maar er staan ook passages in
waarvan hij vreest dat die leiden tot jarenlange
stilstand. ‘De Onderwijsraad
vindt de vrijheid van onderwijs en daarmee
het duale bestel een groot goed. Het
grondwetsartikel uit 1917 hoeft niet te
worden aangepast, maar het kan volgens
de raad wel ruimer worden geïnterpreteerd.
Waar zit hem die ruimere interpretatie
in? Bijvoorbeeld –mijn collega van
de VOO noemde het al – in het advies
voor richtingvrije scholenplanning. Dit
zou je kunnen zien als een goede ontwikkeling
als het meer aansluit op de huidige
maatschappelijke behoeften.’
Van der Veen ziet hierin echter ook een risico, omdat in het advies staat vermeld dat ouders scholen moeten kunnen stichten op basis van relatief nieuwe levensbeschouwelijke overtuigingen. ‘Hier schuilt volgens mij de mogelijkheid dat we het onderwijs nog verder verzuilen, met het risico dat kinderen van bepaalde levensbeschouwelijke of religieuze stromingen in hun school geen andersdenkenden meer ontmoeten. Tekenend is dat het woord ontmoeting in het hele advies niet voorkomt, terwijl dat samen met respect en aandacht voor diversiteit juist een sterk punt is van het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs.’
In dit kader vindt de directeur van VOS/ABB het buitengewoon zorgelijk dat de Onderwijsraad aangeeft dat er geen noodzaak is om in het bijzonder onderwijs algemene acceptatieplicht in te voeren. ‘Als het aan de raad ligt, behouden bijzondere scholen het wettelijk recht om op basis van levensbeschouwelijke uitgangspunten leerlingen te weigeren. Ook algemene benoembaarheid blijft in het bijzonder onderwijs een illusie, omdat de raad adviseert bijzondere scholen de wettelijke mogelijkheid te laten behouden om leerkrachten te weigeren. Hier gaat het in de praktijk met name om homoseksuele personeelsleden, die door sommige christelijke en islamitische scholen worden geweerd.’ De zogenoemde enkelefeitconstructie, die dit wettelijk mogelijk maakt, kan wat de Onderwijsraad betreft blijven bestaan. Deze constructie bepaalt dat een homoseksueel personeelslid niet kan worden geweerd op basis van het enkele feit dat hij of zij homoseksueel is, maar wel als diegene een homoseksuele relatie heeft. Vanuit de kernwaarden van het openbaar onderwijs vindt Van der Veen dit ‘volstrekt onjuist’.
Directe meting
Een buitengewoon positief punt uit het
advies vindt Van der Veen het pleidooi
voor de directe meting. ‘Wij hebben daar
bij de Onderwijsraad op aangedrongen,
omdat met de directe meting de positie
van het openbaar en algemeen toegankelijk
onderwijs kan worden versterkt. Als
er bijvoorbeeld in een nieuwbouwwijk of
in een dorp zonder openbaar onderwijs
een groep ouders of een bestuur een
openbare school wil stichten, wordt tot
nu toe de indirecte meting toegepast. Die
brengt op basis van de scholensamenstelling
in een bepaald gebied slechts
de onderwijsbehoeften uit het verleden
in kaart. De directe meting is veel beter,
want die laat een actueel beeld zien. Het
mag duidelijk zijn, dat vanwege de ontkerkelijking
van de maatschappij, dat
beeld steeds meer doorslaat naar openbaar
onderwijs.’
Bron: Magazine School! mei 2012 p. 12-1; het artikel is geschreven door Martin van den Bogaerdt (VOS/ABB) en Michiel Jongewaard (VOO)